Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AR2215

Datum uitspraak2004-09-07
Datum gepubliceerd2004-09-15
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers02/2627 NABW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Aanvraag bijstandsuitkering afgewezen op de grond dat betrokkene geen juiste informatie had verstrekt over haar adres.


Uitspraak

02/2627 NABW U I T S P R A A K in het geding tussen: [appellante], wonende te [woonplaats], appellante, en de Commissie Sociale Zekerheid van de gemeente Breda, gedaagde. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Namens appellante heeft mr. G.A.P. Avontuur, advocaat te Breda, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 2 april 2002, reg.nr. 01/1213 NABW. Gedaagde heeft - bij wijze van verweer - verwezen naar de voorhanden zijnde gegevens. Het geding is behandeld ter zitting van 27 juli 2004, waar appellante in persoon is verschenen, terwijl gedaagde zich - zoals tevoren bericht - niet heeft doen vertegenwoordigen. II. MOTIVERING Voor een overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende. Appellante ontving tot 1 oktober 1999 een uitkering op grond van de Algemene bijstandswet (Abw). Op 1 maart 2000 heeft appellante een aanvraag ingediend om haar wederom bijstand toe te kennen. Gedaagde heeft deze aanvraag bij besluit van 12 mei 2000 afgewezen op de grond dat appellante geen juiste informatie had verstrekt over haar adres. Op 20 juli 2000 heeft appellante opnieuw een bijstandsuitkering aangevraagd met ingang van een nader te bepalen datum. Gedaagde heeft die aanvraag opgevat als een aanvraag om bijstand met ingang van 1 oktober 1999 en daarop bij besluit van 28 juli 2000 afwijzend beslist. Bij besluit van 8 juni 2001 heeft gedaagde het bezwaar tegen het besluit van 28 juli 2000 gegrond verklaard in die zin dat aan appellante over de periode van 20 juli 2000 tot 7 maart 2001 alsnog een bijstandsuitkering is toegekend. Gedaagde heeft het bezwaar ongegrond verklaard voor zover het was gericht tegen de weigering om over de periode van 1 oktober 1999 tot 20 juli 2000 een bijstandsuitkering toe te kennen. Appellante heeft tegen het besluit van 8 juni 2001 beroep ingesteld voor zover haar geen bijstand met terugwerkende kracht over de periode vóór 20 juli 2000 is verleend. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. De Raad komt tot de volgende beoordeling. Volgens vaste rechtspraak inzake de toepassing van artikel 67 van de Abw wordt in beginsel geen bijstand verleend over de periode voorafgaande aan de datum waarop de bijstandsaanvraag is ingediend. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken wanneer bijzondere omstandigheden dit rechtvaardigen. De Raad onderschrijft het standpunt van de rechtbank dat van zodanige omstandigheden niet is gebleken. Met name is niet gebleken dat appellante, nadat een eerdere aanvraag om bijstand bij besluit van 12 mei 2000 was afgewezen, buiten staat is geweest om eerder dan op 20 juli 2000 een nieuwe aanvraag in te dienen. Evenmin is gebleken dat appellante een gegronde reden had om pas op 20 juli 2000 opnieuw bijstand aan te vragen. Hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd heeft de Raad niet tot een ander oordeel kunnen brengen. De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking. De Raad ziet ten slotte geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus gewezen door mr. R.M. van Male als voorzitter en mr. J.M.A. van der Kolk-Severijns en mr. drs. N.J. van Vulpen-Grootjans als leden, in tegenwoordigheid van mr. I.D. Veldman als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 7 september 2004. (get.) R.M. van Male (get.) I.D. Veldman MvK14094